haam
Dutch edit
Etymology edit
From Middle Dutch hame, from Old Dutch *hamo, from Proto-West Germanic *hamō, from Proto-Germanic *hamô (“horse collar”).
Pronunciation edit
Noun edit
haam m (plural hamen)
- horsecollar, collar for draught animals; made of wood or leather
- Synonym: gareel
- (dated, rare) A type of fishing net with a handle.
- 1970, De levende natuur, volume 73, page 168:
- Elke visser heeft een haam schuin voor zijn borst, een brede leren band, verbonden aan een eindje lijn met een simpele wartel.
- (please add an English translation of this quotation)