Dutch

edit

Etymology

edit

From vet (fat, grease) +‎ ont- -en (privative verb-forming circumfix).

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˌɔntˈvɛ.tə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ont‧vet‧ten
  • Rhymes: -ɛtən

Verb

edit

ontvetten

  1. (transitive) to degrease, to ungrease

Inflection

edit
Conjugation of ontvetten (weak, prefixed)
infinitive ontvetten
past singular ontvette
past participle ontvet
infinitive ontvetten
gerund ontvetten n
present tense past tense
1st person singular ontvet ontvette
2nd person sing. (jij) ontvet ontvette
2nd person sing. (u) ontvet ontvette
2nd person sing. (gij) ontvet ontvette
3rd person singular ontvet ontvette
plural ontvetten ontvetten
subjunctive sing.1 ontvette ontvette
subjunctive plur.1 ontvetten ontvetten
imperative sing. ontvet
imperative plur.1 ontvet
participles ontvettend ontvet
1) Archaic.