overbodig

Dutch

Etymology

From over- +‎ bod +‎ -ig.

Pronunciation

• Audio:

  (file)

Adjective

overbodig (comparative overbodiger, superlative overbodigst)

1. superfluous, redundant

Declension

Declension of overbodig
uninflected	overbodig
inflected	overbodige
comparative	overbodiger
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		overbodig	overbodiger	het overbodigst het overbodigste
indefinite	m./f. sing.	overbodige	overbodigere	overbodigste
	n. sing.	overbodig	overbodiger	overbodigste
	plural	overbodige	overbodigere	overbodigste
definite		overbodige	overbodigere	overbodigste
partitive		overbodigs	overbodigers	—

Synonyms

• onnodig

Derived terms

• overbodigheid