overschilderen

Dutch

Etymology 1

From over +‎ schilderen.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈoːvərˌsxɪl.də.rə(n)/
• Hyphenation: over‧schil‧de‧ren

Verb

overschilderen

1. to paint again, to repaint

Inflection

Conjugation of overschilderen (weak, separable)
infinitive	overschilderen
past singular	schilderde over
past participle	overgeschilderd
infinitive	overschilderen
gerund	overschilderen n
	main clause		subordinate clause
	present tense	past tense	present tense	past tense
1st person singular	schilder over	schilderde over	overschilder	overschilderde
2nd person sing. (jij)	schildert over	schilderde over	overschildert	overschilderde
2nd person sing. (u)	schildert over	schilderde over	overschildert	overschilderde
2nd person sing. (gij)	schildert over	schilderde over	overschildert	overschilderde
3rd person singular	schildert over	schilderde over	overschildert	overschilderde
plural	schilderen over	schilderden over	overschilderen	overschilderden
subjunctive sing.1	schildere over	schilderde over	overschildere	overschilderde
subjunctive plur.1	schilderen over	schilderden over	overschilderen	overschilderden
imperative sing.	schilder over
imperative plur.1	schildert over
participles	overschilderend	overgeschilderd
1) Archaic.

Etymology 2

From over- +‎ schilderen.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˌoːvərˈsxɪl.də.rə(n)/
• Hyphenation: over‧schil‧de‧ren
• Rhymes: -ɪldərən

Verb

overschilderen

1. to paint over, to overdye

Inflection

Conjugation of overschilderen (weak, prefixed)
infinitive	overschilderen
past singular	overschilderde
past participle	overschilderd
infinitive	overschilderen
gerund	overschilderen n
	present tense	past tense
1st person singular	overschilder	overschilderde
2nd person sing. (jij)	overschildert	overschilderde
2nd person sing. (u)	overschildert	overschilderde
2nd person sing. (gij)	overschildert	overschilderde
3rd person singular	overschildert	overschilderde
plural	overschilderen	overschilderden
subjunctive sing.1	overschildere	overschilderde
subjunctive plur.1	overschilderen	overschilderden
imperative sing.	overschilder
imperative plur.1	overschildert
participles	overschilderend	overschilderd
1) Archaic.