Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)
  • Rhymes: -eːrən

Verb edit

reduceren

  1. (transitive) To reduce.

Inflection edit

Inflection of reduceren (weak)
infinitive reduceren
past singular reduceerde
past participle gereduceerd
infinitive reduceren
gerund reduceren n
present tense past tense
1st person singular reduceer reduceerde
2nd person sing. (jij) reduceert reduceerde
2nd person sing. (u) reduceert reduceerde
2nd person sing. (gij) reduceert reduceerde
3rd person singular reduceert reduceerde
plural reduceren reduceerden
subjunctive sing.1 reducere reduceerde
subjunctive plur.1 reduceren reduceerden
imperative sing. reduceer
imperative plur.1 reduceert
participles reducerend gereduceerd
1) Archaic.

Derived terms edit

Descendants edit

  • Afrikaans: reduseer