Dutch edit

Etymology edit

From tegen +‎ vallen.

Pronunciation edit

  • (file)

Verb edit

tegenvallen

  1. to be worse than expected, to disappoint
    De film viel tegen in vergelijking met de recensies.
    The movie was worse than expected compared to the reviews.
    Het eten in het restaurant viel tegen.
    The food in the restaurant disappointed.
    De resultaten van het project vielen tegen.
    The results of the project were worse than expected.

Inflection edit

Inflection of tegenvallen (strong class 7, separable)
infinitive tegenvallen
past singular viel tegen
past participle tegengevallen
infinitive tegenvallen
gerund tegenvallen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular val tegen viel tegen tegenval tegenviel
2nd person sing. (jij) valt tegen viel tegen tegenvalt tegenviel
2nd person sing. (u) valt tegen viel tegen tegenvalt tegenviel
2nd person sing. (gij) valt tegen vielt tegen tegenvalt tegenvielt
3rd person singular valt tegen viel tegen tegenvalt tegenviel
plural vallen tegen vielen tegen tegenvallen tegenvielen
subjunctive sing.1 valle tegen viele tegen tegenvalle tegenviele
subjunctive plur.1 vallen tegen vielen tegen tegenvallen tegenvielen
imperative sing. val tegen
imperative plur.1 valt tegen
participles tegenvallend tegengevallen
1) Archaic.

Synonyms edit

Antonyms edit

Anagrams edit