voorkomend
Dutch
editEtymology 1
editPronunciation
editParticiple
editvoorkomend
- present participle of voorkomen (“to occur”)
- In voorkomende gevallen kan een beroep worden gedaan op het noodfonds.
- In [any] cases that [may] occur, an appeal can be made to the emergency fund.
Declension
editDeclension of voorkomend | ||||
---|---|---|---|---|
uninflected | voorkomend | |||
inflected | voorkomende | |||
positive | ||||
predicative/adverbial | voorkomend voorkomende | |||
indefinite | m./f. sing. | voorkomende | ||
n. sing. | voorkomend | |||
plural | voorkomende | |||
definite | voorkomende | |||
partitive | voorkomends |
Etymology 2
editPronunciation
editAdjective
editvoorkomend (comparative voorkomender, superlative voorkomendst)
- attentive, kind
- 1829, Gerrit Engelberts Gerrits, Het leven en de daden van M. A. de Ruiter, Neêrlands doorluchtigsten zeeheld, Schalekamp en Van de Grampel, page 116:
- Vriendelijk jegens vreemden , mededoogend jegens ellendigen en voorkomend jegens zijne vrienden , durf ik hem u , mijne dierbaren ! gerust als eenen spiegel van alle Christelijke deugden aanprijzen.
- Friendly towards strangers, compassionate towards the wretched and kind towards his friends, I dare to recommend him freely, my dear ones!, as a mirror of all Christian virtues.
- 2007, Rob Hartmans, Alleen in de wind: een leven in de twintigste eeuw, Ambo, page 131:
- Echt knap was hij niet, maar wel buitengewoon voorkomend en charmant.
- He was not really good-looking, yet extraordinarily attentive and charming.
Participle
editvoorkomend
- present participle of voorkomen (“to prevent”)
Declension
editDeclension of voorkomend | ||||
---|---|---|---|---|
uninflected | voorkomend | |||
inflected | voorkomende | |||
positive | ||||
predicative/adverbial | voorkomend voorkomende | |||
indefinite | m./f. sing. | voorkomende | ||
n. sing. | voorkomend | |||
plural | voorkomende | |||
definite | voorkomende | |||
partitive | voorkomends |