achtbenig

Dutch

Etymology

From acht +‎ been +‎ -ig.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˌɑxtˈbeː.nəx/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: acht‧be‧nig

Adjective

achtbenig (not comparable)

1. eight-legged (chiefly in relation to horses, people and objects)

   Neem een rit op dit achtbenige paard. ― Take a ride on this eight-legged horse.

Inflection

Inflection of achtbenig
uninflected	achtbenig
inflected	achtbenige
comparative	—
		positive
predicative/adverbial		achtbenig
indefinite	m./f. sing.	achtbenige
	n. sing.	achtbenig
	plural	achtbenige
definite		achtbenige
partitive		achtbenigs

Coordinate terms

• achtpotig