Home
Random
Log in
Settings
Donations
About Wiktionary
Disclaimers
Search
doorverbinden
Language
Watch
Edit
Contents
1
Dutch
1.1
Etymology
1.2
Pronunciation
1.3
Verb
1.3.1
Inflection
1.3.2
Derived terms
Dutch
edit
Etymology
edit
Compound of
door
+
verbinden
.
Pronunciation
edit
IPA
(
key
)
:
/ˈdoːrvərˌbɪndə(n)/
,
/ˈdoːrvɛrˌbɪndə(n)/
Audio
:
(
file
)
Hyphenation:
door‧ver‧bin‧den
Verb
edit
doorverbinden
to
put through
(
to connect a telephone caller with intended callee
)
Inflection
edit
Conjugation of
doorverbinden
(strong class 3a, prefixed, separable)
infinitive
doorverbinden
past
singular
verbond door
past
participle
doorverbonden
infinitive
doorverbinden
gerund
doorverbinden
n
main clause
subordinate clause
present tense
past tense
present tense
past tense
1st person
singular
verbind door
verbond door
doorverbind
doorverbond
2nd person
sing.
(
jij
)
verbindt door
,
verbind door
2
verbond door
doorverbindt
doorverbond
2nd person
sing.
(
u
)
verbindt door
verbond door
doorverbindt
doorverbond
2nd person
sing.
(
gij
)
verbindt door
verbondt door
doorverbindt
doorverbondt
3rd person
singular
verbindt door
verbond door
doorverbindt
doorverbond
plural
verbinden door
verbonden door
doorverbinden
doorverbonden
subjunctive
sing.
1
verbinde door
verbonde door
doorverbinde
doorverbonde
subjunctive
plur.
1
verbinden door
verbonden door
doorverbinden
doorverbonden
imperative
sing.
verbind door
imperative
plur.
1
verbindt door
participles
doorverbindend
doorverbonden
1)
Archaic
.
2)
In case of
inversion
.
Derived terms
edit
doorverbinding
Categories
:
Dutch compound terms
Dutch terms with IPA pronunciation
Dutch terms with audio links
Dutch lemmas
Dutch verbs
Dutch class 3a strong verbs
Dutch prefixed verbs
Dutch prefixed verbs with ver-
Dutch separable verbs
Dutch separable verbs with door
Hidden category:
Pages with 1 entry