Dutch

edit

Etymology

edit

From gevangen +‎ nemen.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ɣəˈvɑŋəneːmə(n)/
  • Audio:(file)

Verb

edit

gevangennemen

  1. (transitive) to take prisoner
    De politie wist de crimineel te gevangennemen na een klopjacht.
    The police managed to take the criminal prisoner after a manhunt.

Inflection

edit
Conjugation of gevangennemen (strong class 4, separable)
infinitive gevangennemen
past singular nam gevangen
past participle gevangengenomen
infinitive gevangennemen
gerund gevangennemen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular neem gevangen nam gevangen gevangenneem gevangennam
2nd person sing. (jij) neemt gevangen, neem gevangen2 nam gevangen gevangenneemt gevangennam
2nd person sing. (u) neemt gevangen nam gevangen gevangenneemt gevangennam
2nd person sing. (gij) neemt gevangen naamt gevangen gevangenneemt gevangennaamt
3rd person singular neemt gevangen nam gevangen gevangenneemt gevangennam
plural nemen gevangen namen gevangen gevangennemen gevangennamen
subjunctive sing.1 neme gevangen name gevangen gevangenneme gevangenname
subjunctive plur.1 nemen gevangen namen gevangen gevangennemen gevangennamen
imperative sing. neem gevangen
imperative plur.1 neemt gevangen
participles gevangennemend gevangengenomen
1) Archaic. 2) In case of inversion.