herwaarderen

Dutch

Etymology

From her- +‎ waarderen.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈɦɛr.ʋaːrˌdeː.rə(n)/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: her‧waar‧de‧ren

Verb

herwaarderen

1. to revalue, to rehabilitate

Inflection

Conjugation of herwaarderen (weak, prefixed)
infinitive	herwaarderen
past singular	herwaardeerde
past participle	herwaardeerd
infinitive	herwaarderen
gerund	herwaarderen n
	present tense	past tense
1st person singular	herwaardeer	herwaardeerde
2nd person sing. (jij)	herwaardeert, herwaardeer2	herwaardeerde
2nd person sing. (u)	herwaardeert	herwaardeerde
2nd person sing. (gij)	herwaardeert	herwaardeerde
3rd person singular	herwaardeert	herwaardeerde
plural	herwaarderen	herwaardeerden
subjunctive sing.1	herwaardere	herwaardeerde
subjunctive plur.1	herwaarderen	herwaardeerden
imperative sing.	herwaardeer
imperative plur.1	herwaardeert
participles	herwaarderend	herwaardeerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.