Dutch

edit

Etymology

edit

From lucht (air) +‎ -ig (-y).

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˈlʏx.təx/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: luch‧tig
  • Rhymes: -ʏxtəx

Adjective

edit

luchtig (comparative luchtiger, superlative luchtigst)

  1. (literally) airy
    De taart had een heerlijke luchtige textuur.
    The cake had a delicious airy texture.
  2. light, lite, notably said of food
    Het recept voor de mousse maakt een luchtige en smaakvolle dessertoptie.
    The recipe for the mousse creates a light and flavorful dessert option.
    Deze salade is lekker en luchtig, perfect voor een zomerse dag.
    This salad is tasty and light, perfect for a summer day.
  3. lighthearted
    De komedie had een luchtige en grappige toon die het publiek aan het lachen maakte.
    The comedy had a lighthearted and funny tone that made the audience laugh.

Declension

edit
Declension of luchtig
uninflected luchtig
inflected luchtige
comparative luchtiger
positive comparative superlative
predicative/adverbial luchtig luchtiger het luchtigst
het luchtigste
indefinite m./f. sing. luchtige luchtigere luchtigste
n. sing. luchtig luchtiger luchtigste
plural luchtige luchtigere luchtigste
definite luchtige luchtigere luchtigste
partitive luchtigs luchtigers

Synonyms

edit

Antonyms

edit

Derived terms

edit