Dutch

edit

Etymology

edit

Equivalent to schaduw (shadow) +‎ -en.

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Verb

edit

schaduwen

  1. (transitive) to shadow, tail, follow closely, like a shadow

Inflection

edit
Conjugation of schaduwen (weak)
infinitive schaduwen
past singular schaduwde
past participle geschaduwd
infinitive schaduwen
gerund schaduwen n
present tense past tense
1st person singular schaduw schaduwde
2nd person sing. (jij) schaduwt, schaduw2 schaduwde
2nd person sing. (u) schaduwt schaduwde
2nd person sing. (gij) schaduwt schaduwde
3rd person singular schaduwt schaduwde
plural schaduwen schaduwden
subjunctive sing.1 schaduwe schaduwde
subjunctive plur.1 schaduwen schaduwden
imperative sing. schaduw
imperative plur.1 schaduwt
participles schaduwend geschaduwd
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Noun

edit

schaduwen

  1. plural of schaduw