Dutch

edit

Etymology

edit

Compound of toe +‎ dichten.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˈtuˌdɪx.tə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: toe‧dich‧ten

Verb

edit

toedichten

  1. (transitive) to ascribe, to attribute, to impute

Conjugation

edit
Conjugation of toedichten (weak, separable)
infinitive toedichten
past singular dichtte toe
past participle toegedicht
infinitive toedichten
gerund toedichten n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular dicht toe dichtte toe toedicht toedichtte
2nd person sing. (jij) dicht toe dichtte toe toedicht toedichtte
2nd person sing. (u) dicht toe dichtte toe toedicht toedichtte
2nd person sing. (gij) dicht toe dichtte toe toedicht toedichtte
3rd person singular dicht toe dichtte toe toedicht toedichtte
plural dichten toe dichtten toe toedichten toedichtten
subjunctive sing.1 dichte toe dichtte toe toedichte toedichtte
subjunctive plur.1 dichten toe dichtten toe toedichten toedichtten
imperative sing. dicht toe
imperative plur.1 dicht toe
participles toedichtend toegedicht
1) Archaic.

Descendants

edit
  • Afrikaans: toedig
  • West Frisian: tadichtsje (calque)

See also

edit

Anagrams

edit