Dutch

edit

Etymology

edit

From perk +‎ be- -en.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /bəˈpɛrkə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: be‧per‧ken
  • Rhymes: -ɛrkən

Verb

edit

beperken

  1. (transitive) to limit, to curtail, to restrict, to constrain
    De vrijheid van meningsuiting wordt niet alleen door de wet beperkt, maar ook door normen van moraal en beschaving.
    Freedom of speech is not only bounded by the law, but also by norms of morality and civility.
  2. (transitive) to abridge

Inflection

edit
Conjugation of beperken (weak, prefixed)
infinitive beperken
past singular beperkte
past participle beperkt
infinitive beperken
gerund beperken n
present tense past tense
1st person singular beperk beperkte
2nd person sing. (jij) beperkt, beperk2 beperkte
2nd person sing. (u) beperkt beperkte
2nd person sing. (gij) beperkt beperkte
3rd person singular beperkt beperkte
plural beperken beperkten
subjunctive sing.1 beperke beperkte
subjunctive plur.1 beperken beperkten
imperative sing. beperk
imperative plur.1 beperkt
participles beperkend beperkt
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

edit

Descendants

edit
  • Afrikaans: beperk