Dutch

edit

Etymology

edit

From Middle Dutch veranderen. Equivalent to ander (other) +‎ ver- -en.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /vəˈrɑndərə(n)/, /vərˈɑn.də.rə(n)/, /vɛrˈɑn.də.rə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ver‧an‧de‧ren

Verb

edit

veranderen

  1. (ergative) to change
    Het weer kan snel veranderen in de herfst.
    The weather can change quickly in the autumn.
    Ze besloot haar carrière te veranderen en een ander beroep te kiezen.
    She decided to change her career and choose a different profession.
    De kunstenaar heeft de compositie van het schilderij veranderd voordat hij het tentoonstelde.
    The artist changed the composition of the painting before exhibiting it.

Inflection

edit
Conjugation of veranderen (weak, prefixed)
infinitive veranderen
past singular veranderde
past participle veranderd
infinitive veranderen
gerund veranderen n
present tense past tense
1st person singular verander veranderde
2nd person sing. (jij) verandert veranderde
2nd person sing. (u) verandert veranderde
2nd person sing. (gij) verandert veranderde
3rd person singular verandert veranderde
plural veranderen veranderden
subjunctive sing.1 verandere veranderde
subjunctive plur.1 veranderen veranderden
imperative sing. verander
imperative plur.1 verandert
participles veranderend veranderd
1) Archaic.

Synonyms

edit

Derived terms

edit

Descendants

edit
  • Afrikaans: verander
  • Negerhollands: verander
  • Aukan: faandi
  • Sranan Tongo: frander