Home
Random
Log in
Settings
Donations
About Wiktionary
Disclaimers
Search
aaneendraaien
Language
Watch
Edit
Contents
1
Dutch
1.1
Etymology
1.2
Pronunciation
1.3
Verb
1.3.1
Inflection
1.4
Anagrams
Dutch
edit
Etymology
edit
From
aaneen
+
draaien
.
Pronunciation
edit
IPA
(
key
)
:
/aːnˈeːnˌdraːi̯ə(n)/
Audio
:
(
file
)
Hyphenation:
aan‧een‧draai‧en
Verb
edit
aaneendraaien
(
transitive
)
to
wind
together
in a
spiral
Inflection
edit
Conjugation of
aaneendraaien
(weak, separable)
infinitive
aaneendraaien
past
singular
draaide aaneen
past
participle
aaneengedraaid
infinitive
aaneendraaien
gerund
aaneendraaien
n
main clause
subordinate clause
present tense
past tense
present tense
past tense
1st person
singular
draai aaneen
draaide aaneen
aaneendraai
aaneendraaide
2nd person
sing.
(
jij
)
draait aaneen
,
draai aaneen
2
draaide aaneen
aaneendraait
aaneendraaide
2nd person
sing.
(
u
)
draait aaneen
draaide aaneen
aaneendraait
aaneendraaide
2nd person
sing.
(
gij
)
draait aaneen
draaide aaneen
aaneendraait
aaneendraaide
3rd person
singular
draait aaneen
draaide aaneen
aaneendraait
aaneendraaide
plural
draaien aaneen
draaiden aaneen
aaneendraaien
aaneendraaiden
subjunctive
sing.
1
draaie aaneen
draaide aaneen
aaneendraaie
aaneendraaide
subjunctive
plur.
1
draaien aaneen
draaiden aaneen
aaneendraaien
aaneendraaiden
imperative
sing.
draai aaneen
imperative
plur.
1
draait aaneen
participles
aaneendraaiend
aaneengedraaid
1)
Archaic
.
2)
In case of
inversion
.
Anagrams
edit
draaien aaneen
Categories
:
Dutch compound terms
Dutch terms with IPA pronunciation
Dutch terms with audio links
Dutch lemmas
Dutch verbs
Dutch transitive verbs
Dutch weak verbs
Dutch separable verbs
Dutch separable verbs with aaneen