botergeel

Dutch

Etymology

From boter (“butter”) +‎ geel (“yellow”).

Pronunciation

• IPA^(key): /ˌboː.tərˈɣeːl/

• audio

  (file)

• Hyphenation: bo‧ter‧geel

Adjective

botergeel (comparative botergeler, superlative botergeelst)

1. butter-colored

Inflection

Inflection of botergeel
uninflected	botergeel
inflected	botergele
comparative	botergeler
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		botergeel	botergeler	het botergeelst het botergeelste
indefinite	m./f. sing.	botergele	botergelere	botergeelste
	n. sing.	botergeel	botergeler	botergeelste
	plural	botergele	botergelere	botergeelste
definite		botergele	botergelere	botergeelste
partitive		botergeels	botergelers	—

See also

Colors in Dutch · kleuren (layout · text)

wit	grijs	zwart
rood; karmijnrood	oranje; bruin	geel; roomwit
groengeel/limoengroen	groen
blauwgroen/cyaan; groenblauw/petrolblauw	azuurblauw	blauw
violet; indigo	magenta; paars	roze