Dutch edit

Etymology edit

From onder- +‎ spannen.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˌɔn.dərˈspɑ.nə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: on‧der‧span‧nen
  • Rhymes: -ɑnən

Verb edit

onderspannen

  1. (transitive) to tighten, stress, or strain insufficiently
  2. (transitive, mathematics) to subtend

Inflection edit

Inflection of onderspannen (weak with strong past participle, prefixed)
infinitive onderspannen
past singular onderspande
past participle onderspannen
infinitive onderspannen
gerund onderspannen n
present tense past tense
1st person singular onderspan onderspande
2nd person sing. (jij) onderspant onderspande
2nd person sing. (u) onderspant onderspande
2nd person sing. (gij) onderspant onderspande
3rd person singular onderspant onderspande
plural onderspannen onderspanden
subjunctive sing.1 onderspanne onderspande
subjunctive plur.1 onderspannen onderspanden
imperative sing. onderspan
imperative plur.1 onderspant
participles onderspannend onderspannen
1) Archaic.

Participle edit

onderspannen

  1. past participle of onderspannen

Inflection edit

Inflection of onderspannen
uninflected onderspannen
inflected onderspannen
positive
predicative/adverbial onderspannen
indefinite m./f. sing. onderspannen
n. sing. onderspannen
plural onderspannen
definite onderspannen
partitive onderspannens

Adjective edit

onderspannen (comparative onderspannener, superlative onderspannenst)

  1. strained or stressed insufficiently
  2. (psychology) emotionally dull or spiritless

Inflection edit

Inflection of onderspannen
uninflected onderspannen
inflected onderspannen
comparative onderspannener
positive comparative superlative
predicative/adverbial onderspannen onderspannener het onderspannenst
het onderspannenste
indefinite m./f. sing. onderspannen onderspannener onderspannenste
n. sing. onderspannen onderspannener onderspannenste
plural onderspannen onderspannener onderspannenste
definite onderspannen onderspannener onderspannenste
partitive onderspannens onderspanneners